top of page

Stotteren en broddelen zijn stoornissen in de spreekvloeiendheid. Ze kunnen zowel apart als samen voorkomen. Eigenlijk spreekt niemand honderd procent vloeiend. Belangrijk is dat de normale onvloeiendheden, die iedereen wel eens maakt, van stotteren en broddelen worden onderscheiden.

​

Stotteren ontstaat al op jonge leeftijd, meestal tussen 2 en 5 jaar. Vaak wisselen periodes van meer en minder stotteren elkaar af.  Deze variatie wordt onder andere bepaald door uitlokkende factoren zoals emoties, vermoeidheid en tijdsdruk. 

​

Bij stotteren wordt de continue stroom van spreekbewegingen ongecontroleerd, ongewild en onverwacht doorbroken.

​

Er zijn drie soorten stottermomenten:

​

(1) Herhalingen

het herhalen van een klank, lettergreep of woord

     

      bv. i-i-i-i ik, koe-koe-koe koekje, of-of-of-of of

 

(2) Verlengingen

het langer maken van een klank

​

      bv. fffffiets, aaals

​

(3) Blokkeringen

het vastzitten op een klank (luid en stil) met lippen, tong of keel

​

      bv. b.al, vak.antie, e.en

Het controleverlies tijdens deze stottermomenten is onaangenaam waardoor je deze momenten bijgevolg zal proberen voorkomen en/of beperken. Daarom gaan de stottermomenten vaak gepaard met bijkomende gedragingen. Deze gedragingen zijn aangeleerd. Voorbeelden hiervan zijn minder praten, opnieuw beginnen, ademhappen, hoofd voorover bewegen en fronsen.

​

Naast bovenstaande zichtbare verschijnselen, kan stotteren ook gepaard gaan met negatieve gedachten (bv. ik kan niet spreken) en gevoelens (bv. frustratie, schaamte) over het eigen spreken. 

​

Bij twijfel, aarzel niet om contact op te nemen. Het is uitermate cruciaal dat behandeling zo vroeg mogelijk wordt opgestart om een negatieve ontwikkeling van stotteren te voorkomen en te beperken. 

​

​

​

​

bottom of page